Na de operatie wordt de patiënt eventueel overgeplaatst naar de afdeling Intensive Care.
Afhankelijk van de zorgvraag wordt de patiënt ter plaatse behandeld, vervoerd naar een traumacentrum, SEH of dichtstbijzijnde ziekenhuis.
De centralist stelt de zorgvraag vast en zet de benodigde hulpdiensten in.
Op de plek van het ongeval beoordelen de medische teams welke zorg de patiënt direct nodig heeft en welke behoefte aan ziekenhuiszorg er is.
Het is van levensbelang dat een patiënt met een acute zorgvraag zo snel mogelijk op de juiste plaats medische zorg krijgt.
Het ambulanceteam of MMT draagt de patiënt over aan het multidisciplinair SEH-team.
De hulpdiensten gaan naar de plek van het ongeval.
OTO-stimuleringsmiddelen moeten op een gestructureerde en doelgerichte wijze worden besteed. Hiervoor werkt het acute zorgnetwerk samen met ziekenhuizen, GHOR-bureaus, huisartsen(posten), GGD-organisaties en ambulancediensten. Deze organisaties ontwikkelen samen een regionale risicoanalyse, het meerjaren OTO-beleidsplan en OTO-jaarplannen. Deze plannen bepalen waar, waarvoor en hoe de OTO-stimuleringsgelden binnen de regio worden ingezet. De partijen die het OTO-convenant hebben ondertekend, streven bij de inzet van de OTO-stimuleringsmiddelen naar kwaliteit van de voorbereiding van de zorginstelling en het borgen van kennis en vaardigheden die worden opgedaan in. Informatie- en kennisuitwisseling tussen de verschillende regio’s is daarbij van belang.
Landelijke projectleiding
Het bureau LNAZ geeft vorm en inhoud aan de landelijke samenhang. Heeft u vragen of wilt u meer informatie, neem dan contact op met de OTO-coördinator van het regionale acute zorgnetwerk of het bureau LNAZ.